Ingang toren Keyserkerk

De kerktoren van de Keyserkerk  na 1819

Na de bekendmaking van het ‘reglement op het bestuur ten platten lande’ in 1816 werd schout Klaas Kunst met twee dringende zaken geconfronteerd: er moest worden bezuinigd en de overname van de kerktoren van de Gereformeerde Gemeente Beemster moest worden gerealiseerd. De kerkenraad had na het uitbreken van de Bataafse revolutie lang weerstand geboden om volledige zeggenschap over de toren te houden. Maar de tijden veranderden en ook de opstelling van het kerkbestuur. Ze wilden graag van de dure toren af, hij diende immers het algemeen nut. Niet alleen vanwege het torenuurwerk, maar ook bij bijzondere gebeurtenissen zoals rouw en trouw, brand en bijzondere gelegenheden werd de klok geluid.

Op 18 januari 1819 ondertekenen schout Klaas Kunst namens de Burgerlijke gemeente Beemster en de kerkmeesters Frans Schoorl, Sijmen Hoogland en Dirk Zwanenburg namens de Gereformeerde Gemeente in de Beemster de overdracht.

En zo wordt afstand gedaan van de toren, voor en aan het kerkgebouw der Gereformeerde Gemeente. De Burgerlijke gemeente aanvaardt hierbij het onderhoud van de toren dat ingaat op 1 januari 1820.

Enkele voorwaarden

De Gereformeerde Gemeente krijgt ten allen tijden vrije toegang door de toren tot de kerk, het orgel, de beide kamers en het brugje. Verder blijft de sleutel tot de toegang van de toren en de beide kamers in handen van de predikant.  Een sleutel van de buitendeur komt in bezit van de gemeente.

Vanwege het klokluiden bij begrafenissen komt het onderhoud van het uurwerk ten laste de kerkelijke gemeente evenals het salaris van de klokkenist en de klokkenluider.

Met de ondertekening van de overeenkomst is uitvoering gegeven aan het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 19 november 1818.