

Ontwerp Hans Belleman jaren 90 vorige eeuw.
Bellemans liet zich inspireren door de indrukwekkende rij molens die hier ooit stond. 21 Molens in viertraps gang. Met zijn kunstwerk “Verzonken in het moeras van de tijd” brengt hij een ode aan een verdwenen landschap.

De drooglegging van het grote Beemster meer was een gewaagde onderneming. Enkele kleine meren in Holland waren rond 1533 al drooggelegd, de waterbouwkundige kennis was inmiddels aanwezig.
Door de verdere ontwikkeling van de molen, de achtkante bovenkruier, was men niet langer van de windrichting afhankelijk. De kap met het wiekenkruis kon in de windrichting worden gedraaid of gekruid. De molen stond op een stevige achtkante fundering zodat hij niet snel in de drassige grond zou wegzakken.
Het plaatsen van de molens bij de drooglegging van het meer is vanaf de start een dynamisch gebeuren geweest. Zo stonden ze niet altijd op de juiste plaats om een optimaal resultaat te bereiken. Gelukkig konden de molens uit elkaar worden gehaald om elders te worden geplaatst wat ook regelmatig gebeurde.
Het economisch klimaat liet zien dat landaanwinning een veelbelovende investering was. De zuivelprijzen stegen en de pachtgronden brachten goed geld op. De toon was gezet en wekte de interesse van kooplieden.
In 1607 kreeg een groep rijke Amsterdamse kooplieden en hoge ambtenaren onder leiding van Dirck van Oss een octrooi tot drooglegging van het meer. De uitvoering van de werkzaamheden lieten ze over aan specialisten. De beste landmeters van die tijd zoals Pieter Cornelisz Cort, Lucas Jansz Sinck kregen de opdracht nauwkeurige kaarten van het meer en zijn ommelanden te maken.
Een grote naam, maar een klein radertje in het geheel was Jan Adriaansz Leeghwater uit De Rijp. Als molendeskundige maakte hij naam bij de drooglegging van de Beemster.
In 1608 startte men met 21 molens maar een jaar later bleek dat onvoldoende. Al snel kwamen er molens bij en in 1612 viel met behulp van 43 molens het Beemster meer droog.
Maar ook als het meer droog is, er sloten en wegen zijn aangelegd en de eerste bewoners zich vestigen in het nieuwe land blijft het waterpeil een bron van zorg.
Om dat probleem aan te pakken werden er uiteindelijkr nog 12 molens verplaatst en vijf nieuwe gebouwd. De drie molens bij de Jispersluis achtte men voldoende maar aan elke andere molengang werd nog een vierde molen, een ondermolen toegevoegd. Bij Beets werd er zelfs een nieuwe gang toegevoegd. Tussen Spijkerboor (de Volger) en de Rijpergang werd de zogenaamde Graftdijkergang aangelegd.
In zijn boek noteert Bouman dat er in 1636 50 watermolens zijn die op de volgende plaatsen stonden:
- 21 bij Beets, Oostdijk
- 4 bij Kwadijk, Oostdijjk
- 4 bij Draaioord, Oostdijk
- 3 tegenover de Jispersluis, Zuiddijk
- 4 bij Spijkerboor, Westdijk
- 4 bij Graftdijk, Westdijk
- 4 bij De Rijp, Westdijk
- 4 bij ’t Woud, Westdijk-Wormerweg
- 2 in de Killen
Deze twee molens hadden een ondersteunende functie en loosden niet op de ringvaart.

Al zijn ze allemaal verdwenen, over de Beemster poldermolens is veel te vertellen. Op sommige plaatsen in het landschap zijn nog sporen zichtbaar. Wil je hier meer over weten, dan is er een mooie fietstocht met een verhaal langs de locaties waar ooit de molens stonden.
Beemster poldermolens
In het Beemster Museum (voorheen het Agrarisch Museum) kun je nog de tentoonstelling “Het Geheim Van De Beemster Molens – Binnen zien – Buiten beleven!” bekijken.
JAN ADRIAANSZ. LEEGHWATER zegt: „Alzoo ik mede in het begin van het bedijken van de Beemster gediend heb als Ingenieur en Fabrijk van het zetten en stellen van de watermolens tot het voltrekken toe, zoo is het, dat ik, op verzoek van Dirck van Oss en de Hoofd-Ingelanden, altijd zekere aanteekeningen daarvan gehouden heb, en dikmaals gepeild heb en bevonden, dat de molens van de Beemster in een etmaal met goeden wind een duim water op de geheele Beemster in de hoogte konden uitmalen, en ook somtijds wel anderhalf duim, en dat op vijf of zesdehalf honderd Rijnlandsche morgen, een gang molens.